Schepper meets Blikopener
Kijk naar beneden. Wij staan op de top van een ondergrondse berg. Het landschap ligt onder ons, in lagen. In de diepte ligt het oeroude tropische Drenthe, de vergane vegetatie levert ons aardgas. Hoger ligt het jongere arctische Drenthe; het keientransportijs uit Zweden is gesmolten, maar de Hondsrug en het Plateau – glaciale megaflute en gletsjerbodem – zijn er nog, evenals de gemangelde en geplette keileemgrond. Dicht onder onze voeten ligt de jonge toendra, waarop de barre wind in vage heuveling dekzand deponeerde, dat daarna deels verdronk in het veen. Een opeenvolging van verschillende landschappen – en dat gaat door: ook mensen veranderen het landschap onophoudelijk. Het oerbos werd heide, de heide werd akker en weide, het veen verdween door de schoorsteen, esdorpen koloniseerden het land en een netwerk van kanalen, wegen en steden zette de nieuwste tekening in dit steeds weer van gedaante veranderende landschap.
En waar ligt het Drentse landschap? Drenthe’s grens is een willekeurig neergeworpen stippellijn, die laat in de landschapsfilm opduikt en steeds een andere vorm aanneemt. Nu ligt alles even stil, lijkt het, maar dat is schijn. Overal wordt gesloopt en gebouwd, weggehaald en bijgezet, afgenomen en opgetuigd, geschaafd en geschilderd.
Het houdt nooit op.
Het wordt zelfs erger. Wij staan op de top van het ondergrondse Drentse landschap en zien om ons heen, niet wetend van tropen, ijs, toendra en netwerk. Maar ons hoofd werkt, creëert onderscheid en hecht daar betekenis aan. Ver weg of dichtbij, heuvelig of vlak, groen of steen, klein of groot, oud of nieuw, druk of stil – de beleving van het landschap legt een laag van betekenis over het landschap, en daar komen de persoonlijke bepalingen van kennis, herinnering en smaak nog bij.
Iedereen is landschapsschepper, iedereen creëert zijn eigen Drentse landschap: duizend keer duizend keer Drenthe.
De Hondsrug, met een buik vol keien, kwam kaarsrecht onder het ijs vandaan
Schoonheidspotentie
Ooit was er geen kunst in het Drentse landschap. Betekenis wel, die brachten de eerste mensen al mee. Vroeger waren er witte wieven en spookte het rond de hunebedden, later kwamen de mythologieën van de armoede op het zand en de uitbuiting in het veen, en nog later het schuldige landschap van Westerbork en het Arcadia van Orvelte.
En er was kunst die geen kunst was, maar eigenlijk toch wel. Altijd al werden voorwerpen en onderdelen van het landschap herkend als mogelijke drager van andere betekenis dan de alledaagse, en dan omgevormd en tentoongesteld. Ordinaire keien, zwervers uit het noorden, markeren de ingang van het huiselijk domein, de weide wordt getransformeerd tot gazon in de tuin, waarin de pauw en de Araucaria – de slangenden of apenboom – laten zien dat kippen en bomen meer schoonheidspotentie hebben dan op het eerste gezicht het geval lijkt. Deze kunst is overal in het landschap. Maar hoe zit het met de echte, de hoge kunst?
Rotsen uit Zweden, een boom uit Chili
Volle neef
Wij kunnen niets zien dat geen naam heeft – de taal is bril en blinddoek tegelijk. En wat we zien is wat het is en niets anders. A rose is a rose is a rose. Wat doet de kunst in het landschap? Ik weet het niet. Niemand weet het; iedereen weet het. Het is als met voetbal. Uit talloze definities van wat kunst vermag, kies ik die welke mij (landschapsarchitect) het best bevalt: kunst vindt uit. Ik laat de schoonheid en de emotie buiten beschouwing en richt me op de uitvinding: kunst vindt iets nieuws uit, of schept nieuwe verbanden tussen wat al bestaat. Dat laatste – de uitvinding van nieuwe verbanden – definieert kunst tot mijn tevredenheid als een volle neef van humor. Kunst laat ons zien wat nog geen naam heeft, en verbanden die voordien onzichtbaar waren: kunst rukt de bril en de blinddoek van het alledaagse af. Tot hilariteit, verwondering, woede, opgetogenheid, opluchting en ontzetting, maar over het resultaat wordt niet gecorrespondeerd.
Kunst is een blikopener.
Blikopeners in Drenthe
Zoals landschap een containerbegrip is (‘het politieke landschap is versnipperd’), zo is het begrip landschapskunst dat ook. Er zijn verschillende soorten blikopeners voor het landschap. Een aantal van de op dit hoofdstuk aansluitende projecten heb ik voor u gerangschikt in een ladenkastje, soort bij soort.
Als voorbeeld van materiële landschapskunst die onderdeel is van het landschap, kan al sinds 1971 het land art-kunstwerk van Robert Smithson in Emmen gelden; de cirkel op de waterlijn en de spiraalheuvel in het talud van de zandwinput aan de Oude Roswinkelerweg. Smithson creëert nieuwe onderdelen in het landschap – bedoeld als tijdelijk – die door hun in de context opmerkelijke, want geometrische vorm een teken geven van menselijk ingrijpen. Maar wat betekent het teken? We weten het niet, het betekent misschien alleen: hier was ik en ik maakte vorm. Maar wat betekent de vorm? De plattegrond lijkt op het Yin Yangsymbool, maar is alleen recht van boven als cirkel waarneembaar – zelfs vanaf de Spiral Hill wordt de gebroken cirkel niet rond. Schaal, perspectief, de werking van water als spiegelvlak, de steen die eerst weg moest en toen omhelsd werd; dit kunstwerk zit vol met overweging en bedoeling. Maar de bedoeling doet er niet echt toe, we mogen het ook zelf verzinnen. Als een kunstwerk de uitleg van de maker nodig heeft om de kunst te ervaren, is het immers mislukt (stelling van de auteur).
In de nieuwe wijk Ossehaar bij Coevorden ligt een flinke heuvel, wit en geurend van de kamille, en daarbovenop staat de Palissade van Paul de Kort. Ook die maakt onderdeel uit van het landschap en is verankerd in het landschap. Over vijftig jaar weet niemand meer of de wijk aanleiding gaf tot de heuvel of omgekeerd, en al evenmin weet iemand dan nog wat het is: een ruïne, een gewijde plaats, een hemelatlas, een klok? Iets in deze constructie verwijst naar een verleden, maar het is niet zeker of dat echt heeft plaatsgevonden. Een imaginair verleden; het is de vraag of dat van lager allooi is dan een verleden dat zich wel heeft voorgedaan.
De Palissade in Coevorden zal eens uit de oudheid zijn
Opmerkelijk is dat beide kunstenaars – Smithson én De Kort – dezelfde beeldmiddelen inzetten: een berg en een cirkel. Een kleine rondgang door de mythologische symbolenwereld laat zien dat de berg de verbinding voorstelt tussen hemel, aarde en onderwereld (waar de schepping begon), en de cirkel de voorstelling is van de oneindigheid en de eeuwige wederkeer. ‘Wanneer de geest het symbool verkent, wordt hij naar ideeën geleid die buiten het bevattingsvermogen van de rede liggen,’ aldus psycholoog Carl Gustav Jung. Godsdiensthistoricus en schrijver Mircea Eliade zegt het zo: ‘Man constructs according to an archetype.’
Verbinding
Dat laatste geldt ook voor de DNA-boom van Merijn Bolink. Dit is een voorbeeld van landschapskunst in de vorm van een zelfstandig object dat gebonden is aan een plek, hetzij omdat het reageert op zijn omgeving, hetzij doordat het met materiaal van het landschap gemaakt is. Bolinks DNA-boom doet allebei: die reageert op de larixpalen onder het dak van het gemeentehuis van de nieuwe gemeente Westerveld en is gemaakt van bomen. Twee bronzen bomen – een donkere en een lichte – spiraliseren om elkaar heen. Even verderop doen twee echte wilgen hetzelfde. Ook hier is veel bedoeling en verwijzing – verbinding tussen de samenstellende gemeenten en tussen Westerveld en het heelal, verwijzing naar de prototypische Drentse bomen eik en berk, en naar het basisatoom van de natuur, het DNA. Wij gunnen de kunstenaar zijn bedoelingen, maar zij zijn voor huishoudelijk gebruik – zonder uitleg zien we er ook iets in. En zie, nog een sterk beeld uit de mythologie: de spiraal – die zagen we bij Smithson ook al.
Jan Menses sneed de kei open om er een bankje van te maken: de Klapkei
Jan Menses’ waterschapsbank ‘Klapkei’ aan het Dommerskanaal maakt op dezelfde twee manieren gebruik van het landschap: de bank biedt zicht op het kanaal (al mag er wel wat gesnoeid worden) en is gemaakt van twee grote, uit de bodem getrokken stenen. Uit het symbolenboekje: de steen staat voor het gebeente van Moeder Aarde en is beeld van onveranderlijkheid en onbeweeglijkheid. Ik moest denken aan René Magritte, die het mysterie oproept door alledaagse dingen te herschikken, zodat hun geheime affiniteit zichtbaar wordt – neem die tussen vuur en tuba, en tussen sigaar en fiets. Menses toont de geheime affiniteit tussen zwerfsteen en klapstoel en weerlegt en passant de symboliek van onbeweeglijkheid. Iedereen doet het, ik ook: even proberen of de klapkei dicht- en de dichte kei opengeklapt kan worden. Mysterie en humor, een gelukkige combinatie.
Plaggenhutje
Footloose, want in beginsel op elk recreatieterrein te plaatsen, zijn de arthouses: door kunstenaars ontworpen recreatiewoninkjes, die gewoon in bedrijf zijn. Twee ervan hebben een bijzondere relatie met het landschap. ‘Hidden House’ van Teun Hocks oogt als een oud plaggenhutje en verandert bij nadering in een plastic Eftelingdecor, nog een stap en je bent in een ruim modern ondergronds huis – kijk maar, je ziet niet wat je ziet. ‘Country Lodge’ van William Speakman is gemaakt van het materiaal van het landschap – hout – en zingt zich los van de geijkte rechthoekige vormen van de architectuur. Geestig is de invloed van de welstandscommissie, die, omdat de lodge vanuit de openbare ruimte zichtbaar is, mocht optreden in haar rol als hoeder in het algemeen belang van de ruimtelijke kwaliteit, en dus de gemeenschap de door Speakman beoogde kunststof kap bespaarde, ten gunste van een soort leitjes van lood. De dankbetuiging van de gemeenschap heeft ons nog niet bereikt.
Vogels kirren
In de tweede kolom van het ladenkastje liggen de blikopeners die immaterieel zijn, althans niet gemaakt van de stof van het landschap. Niettemin maakt Christoph Finks ‘Beweging # 80’ in een aantal opzichten wel deel uit van het Drentse landschap. Het is een afbeelding ervan, een topografisch sterk vervormde kaart van Finks wederwaardigheden, gerangschikt op een landschappelijke verhaallijn, namelijk die van een reis door het landschap. Finks lotgevallen raken nu eens het landschap (punt 111: ‘Het cirrusweefsel wordt dikker (..). Vogels kirren, piepen, fluiten en krassen’), dan weer andere belangstellingsvelden (punt 60: ‘Zwarte slanke divagestalte gehuld in elegante zwarte jurk (..) stapt op). De verbanden die Fink aantreft worden geleid door het landschap en kunnen door iedereen gezien worden. Maar ze passen alleen op Finks kaart.
Losser van het Drentse landschap, maar nog wel gebonden aan een specifieke plek, was de performance van Andreas Hirsch c.s.. Nachtelijke videoprojecties op de schotel van de sterrenwacht Dwingelo, onder begeleiding van door het Solar Sound Ensemble gespeelde elektronische muziek, gaven net weer een ander beeld van de relatie tussen hemel, aarde en onderwereld dan Smithson en De Korts kunstwerken dat doen.
Messiaen
Het laadje rechtsonder blijft leeg: er is geen immateriële, footloose landschapskunst in Drenthe. Maar geen nood: ik stel voor in 2013 een uitvoering te geven van muziek van de ultieme protagonist in dat genre. Dat is de Franse componist Olivier Messiaen. Op zijn visitekaartje stond naast compositeur de musique ook ornithologue: vogelkundige. Hij was ervan overtuigd dat de muziek zijn oorsprong heeft in de vogelzang, die hij daartoe noteerde, vertraagde, transponeerden en instrumenteerde, met hemelse gevolgen: hij was behalve wat op zijn kaartje stond ook diep religieus. Messiaen verbindt klankkunst met de dimensies en medebewoners van het landschap. En met kleur – hij instrueerde zijn musici (soms tot hun verbijstering) met kleuraanwijzingen: ‘plus jaune!’ (‘Geler!’)
Op het programma staan twee stukken: ‘Des canyons aux étoiles’ en ‘Catalogue des oiseaux’. De onderwereld zingt naar de hemel, en het kirren, piepen, fluiten en krassen blijkt (vertraagd en geïnstrumenteerd) uit het peilloze Ives Klein-blauw van de hemel te komen.
(Schepper meets blikopener, in: Monica Boekholt (red): ‘Window of your eyes’; Kunst in de openbare ruimte, CBK Drenthe 2001 – 2012; Uitgeverij Noordboek, Assen 2012)