Forget it and make up your mind
(Bewerking van een artikel in: Frans Parthesius (red): Essays Breda 2030; Gebouw F, Breda 2012, over een mogelijke omgang met braakliggende terreinen in de stad Breda)
In Breda ligt een aantal terreinen braak, wachtend op, ja wat eigenlijk? Wij raken hier de kernvraag van het leven: wat is het plan? Het antwoord is eenvoudig: zie het planboek. Voor de braakliggende terreinen bestaan plannen, in verschillende stadia van uitwerking, deel uitmakend van een stadsomvattend programma, waarover bestuur en raad het eens zijn, dat aan de bevolking, tevens electoraat, beloofd is – en die onuitvoerbaar zijn. Ze komen er niet.
Voor de gemeente ligt nu een opgave die – zo blijkt ook elders in den lande – moeilijk is door ongewoonheid. Het is deze: forget it. Vergeet het plan, breng het naar het gemeentearchief, file under ‘Breda zoals het niet geworden is’. En er is meer: vergeet ook dat het de gemeente is die uitmaakt wat er komt. Niet meer.
Dat vergt veel, bijvoorbeeld toelaten van twijfel aan het concept van de overheid als kenner van de goede toekomst èn als wegbereider voor die goede toekomst. Maar het kan ook wat opleveren. Als de hoofden geschoond zijn van onhaalbare toekomstbeelden (dat zijn immers geen toekomstbeelden) is er ruimte voor de tweede opgave: make up your mind.
Wat te doen op de braakliggende terreinen? Er is een reeks van mogelijkheden, met een bandbreedte en twee uiteinden. Aan de ene kant: het oude plan uitvoeren (kan niet). Aan de andere kant: niets doen (kan wel). Wat ligt daartussen?
Make up your mind doe je niet alleen, je kunt jezelf immers niets nieuws vertellen. Dat geldt ook voor de gemeentelijke organisatie: die moet, om iets nieuws uit te vinden, eerst uit haar routines treden en dat valt niet mee. Brainstorm, workshop, denktank, afkijken, jatten; de gemeente heeft er nu belang bij overal ideeën te halen en daaruit ingrediënten voor een nieuwe aanpak te plukken.
Hier zijn er een paar, door ons bureau ontwikkeld voor de Sluisbuurt, een stilgevallen woningbouwproject tussen IJburg en de binnenstad van Amsterdam.
If you can’t be with the one you love, love the one you’re with (Stephen Stills, 1970). Als niet kan wat je wilt, wil dan wat je kan. Dat verruimt de bandbreedte aan ontwikkelingsmogelijkheden. Maar meteen ontstaat spanning – is wat kan wel goed? Het bestaansrecht van de gemeente is: zorgen voor die stadskwaliteit waarvoor niet gezorgd wordt als de gemeente het niet doet. Teveel focus op deze verantwoordelijkheid leidt de gedachten in een nobele, maar ook enigszins arrogante valkuil, namelijk dat de gemeente ook het beste weet wat die stadskwaliteit is. Voor je het weet staat het oude plan er weer, inclusief omvattend programma, als de uitdrukking van de kwaliteit waarvoor de gemeente staat. Forget it, we zeiden het al. We vermijden de valkuil en draaien de focus om: de verantwoordelijkheid van de gemeente is niet het creëren van heil, maar het voorkomen van onheil. Praktisch: zet de hindermacht (beleid, verordening, bestemmingsplan) in om te voorkomen dat op de braakliggende terreinen komt wat slecht is voor de stad en breng de harde milieueisen in kaart. De bandbreedte van wat allemaal kan wordt smaller: ongewenst wordt uitgesloten. Wat overblijft is niet uitgesloten – deze omkering van focus dient in de eerste plaats om te ontdekken welke mogelijkheden liggen in het domein tussen wat gewenst werd (oude plan) en wat ongewenst is (vieze en hinderlijke dingen).
Dat zijn veel mogelijkheden – en ze zijn in beginsel alle welkom. Be my guest, stranger. Maar hoe komen ze? Startpunt van elke ruimtelijke ontwikkeling is ontsluiting – je moet er kunnen komen, en een stekker inpluggen. Wegen en nutsvoorzieningen maken gewoonlijk deel uit van een plan, en het plan was net afgeschaft. Oplossing: maak een nieuw plan. Dat nieuwe plan moet, anders dan het oude, voldoen aan slechts drie eisen.
Ten eerste: het moet het onbekende, niet uitgesloten programma accommoderen (binnen de bandbreedte tussen ongewenst programma enerzijds en het oude plan anderzijds) (zo mag het oude plan toch weer meedoen)(maar in andere gedaante, namelijk als een der mogelijkheden)(en het even moest afgeschaft worden om deze bandbreedte te kunnen creëren). Dit gaat over kavelmaten, flexibel afleidbaar uit basismodules, en georganiseerd in een raster, als het meest eenvoudige en flexibele stramien.
Ten tweede: het moet ontsluiting mogelijk maken. De ontsluiting is één lijn uit het raster: de ontginningsas. Die moet worden aangelegd. De keuze luistert nauw: deze lijn is het enige permanente in de ontwikkeling, want hij bevat de weg en de stamlijnen van alle toekomstige nutsvoorzieningen. Hij kost ook geld, maar minder dan een complete infrastructuur.
De derde eis heeft te maken met tijd en geld. Een deel van het welkome programma is tijdelijk – anders gezegd: om ontwikkeling op gang te krijgen is tijdelijk programma ook welkom. Om het te lokken is wel oprekken van tijdelijkheid nodig: de gebruikelijke vijf jaar sluit de meeste mogelijke gegadigden uit. Tien jaar, dat lijkt er meer op. Wat betalen ze? Een gedifferentieerd tarief: zolang ze tijdelijk zijn betalen ze een bedrag dat renteverlies op het braakliggende terrein compenseert, en zodra ze blijken te blijven betalen ze een bedrag dat exploitatie mogelijk maakt – de ‘normale’ prijs.
Want dat hoort erbij: tijdelijk programma moet uitzicht hebben op een permanente verblijfsvergunning. Welkom is welkom. Als dat gebeurt, en ook als zich programma aandient dat van aanvang af aanspraak maakt op permanent verblijf, is er geld en kan het raster verder worden ontwikkelt. Daar horen wel hulpstrategieën bij, om waterberging, groen en parkeren te organiseren, maar daar komt de gemeente wel uit. Het belangrijkste is de rolverschuiving, van maker, naar facilitator van de stad. En acquisiteur: de gemeente gaat programma werven. Alles wordt anders, maar het meeste blijft hetzelfde.
Uitnodiging
Sluisbuurt en Kernrandzones
(tekst in bewerking)
De rolkeuze van de overheid
Utrecht kernrandzones
(tekst in bewerking)