NATUUR EN LANDSCHAP

Dialoog

Ooit was het droevig gesteld met de dialoog tussen ecologen en landschapsarchitecten. Zij groetten elkaar in het voorbijgaan, dat was eigenlijk alles. Daarna ging elk zijn eigen ruimte binnen, waar het voor de ander verboden was. Sinds ‘Oorden van Onthouding’ (NAI uitgevers, 1998) is dat anders  –  althans een beetje.
Landschapsarchitecten ontdekken dat zich, als het ware in het verborgene, een heel arsenaal aan vorm- en beeldmiddelen heeft ontwikkeld: een nieuwe bouwdoos, die ook hen ter beschikking staat.
Ecologen beginnen plezier te krijgen in hun eigen bouwdoos, en zoeken naar uitbreiding van de mogelijkheden ervan.
De voorwaarden voor een samenspel lijken vervuld. Maar er moet nog het een en ander opgehelderd worden.

De materiaaldeskundige
Ecologen heetten vroeger biologen. De naamsverandering is significant: hij markeert een rolverandering.
Biologen horen tot het volk van nieuwsgierigen in het huis van de wetenschap. Kennis is hun doel.
Via een tweetal stappen hebben zij het domein van de projectontwikkeling betreden.
De eerste stap was naar de natuurbescherming. Dat is een culturele stap. De natuur geeft niet om bescherming. De natuur heeft geen belang; zelfs haar eigen voortbestaan interesseert haar niet. Het beschermen van de natuur is een cultuurdaad, die op menselijke overwegingen berust. De beginfase van de natuurbescherming was defensief: gericht op behoud. De huidige fase van de natuurbescherming is offensief: gericht op natuurbouw en -ontwikkeling.
De tweede stap is de overgang van wetenschap naar technologie: de toepassing. De biologische kennis wordt toegepast als natuurtechniek. De ecoloog is een materiaaldeskundige geworden in het bouwproces van de ruimtelijke omgeving. De ecoloog levert de kennis ten behoeve van natuurbouw en -beheer.

Waarde
De twee stappen worden overigens niet altijd volledig gezet.
De achtergrond van de natuurbescherming is deze: als gevolg van de menselijke aanwezigheid op de planeet verdwijnen er leefgebieden, biotopen en soorten. Dat is zonde, in de twee betekenissen van ‘jammer’ en ‘verboden’.
Jammer, want wij houden van al die planten en dieren; verboden, want wij zijn van hogerhand met verantwoordelijkheid voor de natuur bekleed. Het zou kunnen dat de twee betekenissen ergens in de diepte samenhangen, maar hoe het zij: dit is een culturele achtergrond. De natuur kent geen zonde.
De natuurbescherming richt zich op die delen van de natuur die op punt van verdwijnen staan. Een manier om bescherming te organiseren is het toekennen van waarde. Wat waardevol is, moet behouden worden. Omdat bescherming vooral nodig is voor wat in zijn voortbestaan bedreigd wordt, krijgt het bedreigde de hoogste waarde.
Beleid is taal, het beleidsdoel ‘bescherming van het waardevolle’ betekent: wij  willen niet dat verdwijnt waarvan wij houden.

Zo zijn zeldzaamheid en biodiversiteit doelstelling van de natuurbescherming geworden. Maar geldt dat ook voor  natuurbouw? Niet op logische gronden: als we zeldzaamheden maken, zijn ze niet zeldzaam meer en moeten we er terstond weer mee ophouden; als we alleen biodiversiteit maken, maken we de natuurlijke niet-diversiteit tot zeldzaamheid.
De doelstelling moet breder; het gaat niet alleen om de speeltuin van de natuurliefhebbers, maar om iedereen. Natuurontwikkeling vindt plaats in ons landschap, het landschap van iedereen; en iedereen  –  wie dat ook is  –  houdt ook van andere dingen dan zeldzaamheid. Dat valt niet altijd mee. Het is moeilijk om de blik van de waardevolle en geliefde zeldzaamheden af te wenden en te richten op het gewone. Maar het moet: natuurbouw is democratischer dan natuurbescherming.

Monopoly
Het schrikbeeld voor de landschapsarchitect (en voor de gedemocratiseerde ecoloog, en voor iedereen eigenlijk) is de deskundigheidsmonopolist: de biologische theoloog of natuur-exegeet. Hij weet wat goed is voor de natuur, en daarmee voor ons. Hij maakt zijn waarden tot onze normen, en brengt ons gemor tot zwijgen met een beroep op zijn deskundigheid. Hij heeft iets van de fundamentalist.
“Vak-ecologen, die ons vertellen hoe het verder moet met de natuur, zijn te vergelijken met pigment-chemici die op grond van hun vakkennis voorschriften formuleren over de inhoud van de schilderkunst.” 1)

De fractal en het misverstand
Kenmerk van de fractal, een fenomeen in het domein van de chaos-wiskunde, is dat hetzelfde grafische beeld (de voorstelling van het verband tussen de wiskundige “gebeurtenissen”) op alle schalen optreedt. Iets dergelijks doet zich voor in de bouwpoot van de Nederlandse natuurontwikkeling.
In de wetenschap bestaat de ecologische eilandtheorie, die verklaart hoe verwante soorten zich in geïsoleerde situaties verschillend ontwikkelen, en hoe soortvorming in zijn werk gaat. Deze theorie gaat over morfologische differentiatie, en manifesteert zich het duidelijkst op de wereldschaal: de wereld als schotsenveld, sij en conden malcander niet raecken, het water was veels te diep.
Op de nationale schaal representeert de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) hetzelfde beeld. Maar de eilandtheorie is hier geproblematiseerd en onderdeel gemaakt van een rampenscenario: Nederland is een archipel, op de eilanden waarvan populaties in eenzaamheid dreigen te creperen. De oplossing is typisch Nederlands: bruggen bouwen. Zo ontstond de ecologische verbindingszone.
Op de provinciale schaal verfijnt dit beeld zich tot een netwerk van verbindingszones (PEHS); op de schaal van de stad gebeurt dat nog eens (SEHS). Op alle schalen hetzelfde beeld.
Het valt te betwijfelen of deze schaalsprongen vanuit de ecologische eilandtheorie allemaal te rechtvaardigen zijn. Vrijwel niemand houdt tegenwoordig nog vol dat al deze ecologische infrastructuur werkelijk nodig is om ons soortental in stand te houden.
Maar het op alle schalen steeds weer terugkerende natuur-structuurbeeld blijkt maatschappelijk een ongekende kracht te hebben: het wordt zonder discussie tot in de hoogste beleidsregionen geaccepteerd. Dat is meegenomen. Als er al een misverstand aan ten grondslag ligt, dan toch een vruchtbaar misverstand. Functioneren de verbindingszones niet als verkeersweg, dan toch minstens als biotoop. En, wat ons zo maar in de schoot komt vallen, al deze serieuze, maar vrolijke fractal-Spielerei leidt tot niets minder dan de (her-)introductie van de natuur in de stad en de stedelijke omgeving.

Natuur in soorten
De verfijning van EHS tot SEHS komt neer op een nadering tot de stad. Dat betekent: de verovering van wat voor de EHS “de witte gebieden” zijn: de officiële niet-natuur, waarin opgenomen de niet-officiële natuur. Bert Harms c.s. hebben, in een poging om alle natuur in Nederland te positioneren, deze natuur over vier typen verdeeld. 2)
Het bijzondere is niet alleen dat deze indeling ook de nieuwe (of nog te maken) natuur omvat, maar ook een strategie van vervaardiging en beheer aangeeft. Het gaat om de volgende:

Groot & Wild
Zelfregulering, oorspronkelijkheid van processen en volledigheid van levensgemeenschappen staan centraal. Het gaat om grote gebieden, waar het menselijk ingrijpen wordt geminimaliseerd, opdat natuurlijke processen het beeld kunnen gaan bepalen.
Voorbeelden: Oostvaardersplassen, de laagveenmoerassen, de Veluwe, de uiterwaarden.

Divers & Zeldzaam
Kenmerk en doel is een zo groot mogelijke diversiteit aan soorten en levensgemeenschappen, en behoud en herstel van een grote variatie in abiotische omstandigheden. Daarbij hoort een uitgebreid patroon van beheersmaatregelen. Anders dan bij Groot & Wild wordt hier niet het proces, maar het patroon centraal gesteld.
Voorbeelden: heiden, hoogvenen, blauwgraslanden.

Natuur & Cultuur
Doel is verweving van gebruiksfuncties met specifieke soorten natuur: de natuur van het cultuurlandschap. Ook hier beheersmaatregelen en een naar resultaat gedefinieerd doel, meestal een referentiebeeld van voor de intensivering van de landbouw.
Voorbeelden: beheersgebieden, landgoederen, weidevogelreservaten.

Klein & Spontaan
Doel is natuur “die vanzelf ontstaat”. Niet minimalisering van het menselijk handelen staat centraal (zoals bij Groot & Wild), maar “ecologisering” van het menselijk handelen: een handelwijze die iets meer in de overwegingen betrekt dan alleen nut en opbrengst.
Voorbeelden: parken, achterkanten, bloemrijke wegbermen, verwilderde tuinen, braakliggende terreinen.

Van de vier typen liggen er twee positioneel vast: Klein & Spontaan in of bij de stad, en Divers & Zeldzaam juist ver daarvandaan. Met de andere twee kan worden geschoven.
Met andere woorden: drie van de vier typen kunnen goed in of bij de stad.
Dat zijn de speelvelden waar ecologen en landschapsarchitecten tot samenspel kunnen komen: waar specifieke materiaaldeskundigheid èn vormgeving aan de orde zijn.

Design
Landschapsarchitecten houden zich bezig met ontwerp. Wat houdt dat in? Hun onderwerp is een gebruiksvoorwerp; het is geen kunst, maar toegepast ontwerp. Maar ook schoonheid is het doel; het is ingenieurskunst. Van Eesteren vergeleek zijn vak (stedebouwkunde) met “een ambacht, toegepast op de wijze van de kunst”.
Ontwerpen is het oplossen van problemen. Nut of functie (het programma) zijn uitgangspunt, maar zij stellen niet per definitie alle ontwerpproblemen: ook overwegingen van houdbaarheid, schoonheid, idealen, ideeën over de menselijke woonplaats en eigen smaak spelen een rol. Het resultaat is: vorm.
Deze omschrijving geldt zowel voor het landschapsarchitectonisch ontwerp als, zeg maar wat, voor het ontwerp van een soeplepel.
En hij geldt ook voor de natuur.
Ook de otter is design. De opdracht was: ontwerp een zoogdier dat in koud water op zicht kan jagen op vis van redelijk formaat. Randvoorwaarden waren dat hij de winter kon doorstaan, en dat hij niet al te gemakkelijk ten prooi valt aan allerlei roofgedierte. Het werd een mooi ontwerp; het had misschien iets korter of langer gekund, maar het is een slick design, dat het dan ook op de markt goed deed. Nog steeds, hoewel het model allang van de markt is gedrongen, wordt met weemoed gesproken van het schattige kopje, en de bijna menselijke wijze waarop de otter zijn handjes gebruikte. Dat waren overigens kenmerken die niet uit de opdracht voortvloeiden, maar wel uit het design voortkwamen.

Speelveld
De ecoloog is de designer voor de otter, de landschapsarchitect voor de mens. Het speelveld is het landschap.
We spreken af dat we de otter introduceren in het landschap omdat we van hem houden; we willen hem dus ook zo nu en dan kunnen zien. Dat is de ontwerp-opgave.
We spreken ook af, dat het speelveld geen hekken heeft: de landschapsarchitect stuurt geen mensen naar Divers & Zeldzaam (helpt zelfs bij het hekloos weghouden van intruders); de ecoloog haalt geen Divers & Zeldzaam naar de stad. De rest is bouwdoos.

1) Rik Herngreen: Kennis, kunst en levensvreugd. Een procesvoorstel voor natuurontwikkeling. In: Fred Feddes et. al.: Oorden van Onthouding; Nai-uitgevers, Rotterdam, 1998
2) Rob van Leeuwen en Bert Harms: Vier soorten natuur en hun verhouding tot de stad. In: Rob van Leeuwen et. al. : Een eland in de tuin; NIROV, 1995

Pin It on Pinterest

Share This